rayban

zaterdag 1 april 2017

Kunstblik 7


Schoonheid zoek ik nooit in kunst. Alles wat ik in de kunst vind, heb ik zeker niet gezocht. Kunst overkomt me, overrompelt me. Het dient zich aan als een feest van dubbelzinnigheden. What you see is zeer zelden what you get. Goede kunst ontstijgt haar materiaal. Het gaat met me op de loop. Tijd en ruimte worden overstegen. De ene keer bouwt de kunst een monument voor 

het moment, het andere ogenblik manifesteert zij zich in haar volle universele tijdloosheid. Misschien zijn het juist deze pathetische noties die me zo aantrekken in het werk van Lucio Fontana. In dat oeuvre celebreert hij de meerduidigheid. De verminking, het litteken, kortom, het imperfecte wordt tot kunst verheven.

Werken van de Argentijns-Italiaanse kunstenaar Lucio Fontana (1899-1968) zijn altijd rijkelijk vertegenwoordigd op TEFAF. Ik kan er nooit aan voorbijgaan. Kort door de bocht: hij is de man van de sneden (tagli) en gaten (bucchi) in het linnen. Over zijn geconcentreerde wijze van werken, waarbij hij vaak een uur roerloos voor het doek stond en dan ineens in één geconcentreerde uithaal zijn mes er doorheen liet glijden, is veel geschreven. Fontana, zoveel is zeker, geldt als een inspiratiebron voor veel internationale kunstenaars, waaronder de Nederlandse Nul-beweging en de Duitse Zero-groep. Je kunt enorme kunst-filosofische bomen opzetten over zijn oeuvre. En je kunt evenveel uren praten over de bekoorlijkheid van zijn werk. Wat de één ziet als onvolmaakt, misvormd, gemaltraiteerd of zelfs als een daad van vandalisme, kan voor de ander doorgaan als hoge kunstvorm. Ik ben snobistisch genoeg om me tot die laatste categorie te rekenen. Ik vind het subliem.
Kijkend naar zijn sneden voel ik me soms een voyeur. Het geeft me een ongemakkelijk gevoel. Alsof ik me schaamteloos vergaap aan een vrouwelijk onderlichaam of heimelijk kijk naar iemand met een litteken op zijn aangezicht. Een blauw oog roept bij mij onherroepelijk vragen op over de toedracht. Om over een snee op het gelaat maar helemaal te zwijgen. Dat ongemakkelijke gluren gecombineerd met het zoeken naar een verklaring prikkelt mijn fantasie. Kunst als daad.  Ook fascineert me bij Fontana het gegeven dat hij het doek penetreert. Hierdoor wordt de verborgen achterkant van het werk, maar ook die van de ruimte waar het zich bevindt zichtbaar. Fontana toont me de waarheid die achter het zichtbare schuilgaat. Elke wond spreekt de waarheid.
Zo'n ranke, fijne, koele snede is aan mij dus wel besteed. En hoewel ik niet specifiek zoek naar schoonheid vind ik deze toch vaak bij Luciano Fontana, zij het niet op zijn doorgesneden of gestoken linnen, maar ver daarbuiten in mijn hoofd.
Foto: Fontana bij Cardi Gallery London-Milan

Kunstblik 6



Geen idee waarom ik altijd door de knieën ga voor Cy Twombly (1928-2011). De werken van de Amerikaanse schilder laten zich niet vangen in termen die tot schoonheid zijn terug te voeren. Twombly maakt het de beschouwer bepaald niet gemakkelijk, daar houd ik van. Geen idee hoe ik zijn oeuvre tot me moet nemen. Het verwart evenzoveel als het me irriteert en intrigeert. Soms kan ik geen touw vastknopen aan zijn gekerfde, gekraste en geschreven tekens, droedels en schijntaal. Twombly bevindt zich op het snijvlak van begrip en gevoel. Ik weet niet of ik zijn schilderijen kan lezen of ze moet ondergaan als een esthetische ervaring. Is het ironie? Te vergelijken met een opgestoken middelvinger van de kunstenaar in mijn richting, omdat hij mijn snobistisch gedweep met zijn als spot bedoelde kunst hekelt? Of is het misschien een toonbeeld van verfijnd intellectualisme en goede smaak? Who cares? Ik val als een blok voor Twombly en ging er diverse keren speciaal voor op reis om enkel in zijn buurt te zijn.
Gekrabbel, geknoei en geklieder, zo komt bij eerste beschouwing ook Nike Androgyne (1981-1983) over dat ik zag bij Vedovi Gallery uit Brussel. Herkenbaar is de godin van de overwinning Nikè alleen in woord. Het gebeurt wel vaker bij Twombly dat hij Homerus, de Trojanen of andere referenties naar de oude Griekse cultuur aanbrengt op zijn veelal witte werken. Er zijn regelmatig extatische herhalingen te zien van letters of cijfers met geprononceerde lussen. Het lukt me bijna nooit om zijn raadsels te ontcijferen. Is de betekenis van het werk het werk zelf, of moet ik het elders zoeken, buiten het doek?  

Kunstblik 5



Venetiaanse reflecties
Venetië fungeert als een soort reflector van de gemoedstoestand. Wie er vrolijk naartoe gaat, wordt rijkelijk bediend. Maar ook somberman komt in Venetië aan zijn trekken. De stad schijnt een spiegel te zijn die het gemoed uitvergroot. Het eeuwenoude spel van de menselijke wederwaardigheden treft er een dankbaar decor aan dat kunstenaars al eeuwen inspireert. Aan Venetië valt in een kunstmuseum voor Oude Meesters meestal niet te ontkomen. Weinig stadsgezichten spreken zo tot de verbeelding als deze stad aan de lagune. Ik beleid er een zwak voor. Venetië behoort tot de meest geschilderde steden ter wereld. Die mengeling van frivoliteit en melancholie is onweerstaanbaar. Alles wordt door het water uitvergroot. Ook de kitsch en de onweerstaanbare schoonheid van het verval.
Hetzelfde schouwspel telkens weer opnieuw en anders bekijken, daar komt het in het leven en in de kunst vaak op aan. Venetië vormt hiervoor een geschikte leerschool. De beroemde doeken van Canaletto van het Venetiaanse stadsgezicht zijn vanaf de achttiende eeuw uitgewaaierd over heel Europa. Venetië groeide uit tot een gewild beeld. Wie vandaag de dag de werken van met name Canaletto en Francesco Guardi bekijkt, zal opvallen dat veel in de stad is gebleven zoals het was. Een geruststellende gedachte. En toch is elk schilderij anders. De architectuur is min of meer onaangetast. De mensen daarentegen – wellicht op de toeristische gondeliers, Casanova’s en Marco Polo's na – zijn veranderd. Op de oude afbeeldingen zie je een architectuur die wordt omgeven door mensen die er niet meer zijn. De tijd is het hardst, het meest meedogenloos voor de mens. Wie de taferelen rondom het Canal Grande of het San Marcoplein bekijkt bekruipt een gevoel van Venetië als een gesunkenes Kulturgut. De tijd van gekostumeerde edelmannen is voorbij.

Bij Daphne Alazraki uit New York stuitte ik op het schilderij Reflections Venice van de Franse schilder Henri Martin (1860-1943), dat Venetië in zijn onveranderlijke schilderachtige kern toont. Water en licht bepalen het begoochelende beeld. Architectuur noch mensen zijn te zien. Atmosferisch geschilderd. De kleur, de dikke toetsen van waterrimpelingen en het weerspiegelende licht spelen de hoofdrol. Je ziet geen herkenbaar element van de stad en toch weet je onmiddellijk waar je bent. Venetië is teruggebracht tot zijn essentie, zijn reflecterende wezen. De stad als blijvende impressie. Een stad zien we waarin de tijd mensen laat komen en gaan, maar waarin de ziel onaangetast blijft. Wie diep in het water staart, ziet zichzelf in zijn volledige vergankelijkheid. Het beeld van de stad zal er altijd zijn. Wat een troost!

Kunstblik 4



Don’t touch staat er naast de twee tegenover elkaar geplaatste werken van Gotthard Graubner (1930-2013). Ik begrijp dat volkomen. De behoefte aan handtastelijkheden bekruipt mij bij het zien van sommige kunst zelf ook. Ik ben geen iconoclast. Voor een beeldenstorm kan ik generlei waardering opbrengen. Maar bij het zien van de grote Farbraumkörper van Gotthard Graubner bij galerie Karsten Greve uit St. Moritz heb ik zin om er fysiek kopje in onder te gaan. Ik wil een aanloop nemen om weg te duiken in de als enorme kussens ogende objecten, zoals ik me als gedachtenexperiment ook een duik in het blauw van Yves Klein of in Cathedra van Barnett Newman in het Stedelijk Museum in Amsterdam kan voorstellen. Letterlijk: ins Blauwe hinein. Maar zo ben ik niet opgevoed, dus geen sprong, duik,of betasting van de kunst. Toch prikkelt me de gedachte om het doek, zijn aanwezigheid, te voelen.

De kleuren van de Farbraumkörper vloeien in elkaar over. Het nodigt me uit diep te kijken. Onder mijn ogen golft het, of beter: het wolkt, alsof ik dromerig kijk uit het raam van een vliegtuig. Het werk komt bedwelmend bij me binnen als een stevige teug aan een joint. Al kijkend in de diep liggende melange van kleuren kom ik in hogere sferen. Vaak moet je in de kunst afdalen om er high van te worden, er aangenaam in te verzinken. In eerste instantie overheerst zwart. Wanneer je je dieper indompelt in het werk ontdek je meer kleuren in het licht gebolde canvas van acryl en olie op synthetisch katoen.

Einfühlung is een kunsthistorische term uit de negentiende eeuw die precies weergeeft hoe je je in een kunstwerk kunt invoelen. Het vergt veel fantasie, voorstellingsvermogen en voor sommigen helpt wellicht een goed glas wijn. Een fysieke ervaring zonder ergens een zachte hand op te leggen, laat staan er met een hakbijl of mes in tekeer te gaan. Een mental trip. Don’t touch with your hands or any objects was een betere waarschuwing geweest, want als de werken van Graubner iets zijn, dan is het wel een uitnodiging om erdoor geraakt te worden. Wie raakt wie aan, dat is de vraag.

Kunstblik 3



In feite is zwart geen kleur. Zwart is een gevoel. Het staat ergens voor. Wie zwart draagt bekent kleur. De zwarte werken van de Franse schilder Pierre Soulages (1919) zijn voor mij onweerstaanbaar. Het zwart is zijn onmiskenbare handelsmerk, maar het licht speelt in zijn composities de hoofdrol. Zwartlicht. Betekenisvol.
Soulages brengt diepe, gegroefde banen op het canvas aan die geleidelijk aan intensiteit inboeten waardoor het inktzwart lichtjes begint te schijnen. Het licht baant zich een weg door het zwart. Het doet me denken aan een bloem die ik ooit zag op een verweerd grafmonument op Père-Lachaise. De natuur blijkt hardnekkiger dan de dood.


Bij galerie Applicat-Prazan uit Parijs stuitte ik op zijn naamloze composition die hij rond 1952 heeft gemaakt. Outrenoir zo noemt de nog levende Soulages zijn zwart. Het is geen bestaand zwart, maar een nieuw, door hem gecreëerd territorium. Beyond black, zou je in het Engels wellicht zeggen, maar ook die vertaling schiet uiteindelijk tekort. Het zwart van Soulages is zwartheid. Een idee van het zwart. Het is de ingeloste belofte van licht. Soulages stemt mij optimistisch met zijn zwarte universum. Nooit is het licht ver weg.
Zwart was het ook in den beginne. Soulages is gefascineerd door het zwart van de grotten van Altamira of Lascaux, waarin al 15.000 jaar voor Christus op wanden werd geschilderd. Zwart is bij Soulages eerder een daad of geestesgesteldheid.

Ik bestudeer de verticale banen, zoek naar een ordening, een architectuur. Ik probeer het werk te lezen. Maar telkens als mijn verstand het van me overneemt, treedt het licht weer uit zijn zwarte oevers en overstroomt mij. Ik raak vervoerd en krijg er zowaar een kleur van.

Kunstblik 2



Ontstaansgrond
Vanuit de donkere ruimte keek ze me aan. Koningin Maatkare Hatsjepsoet. ‘De Eerste onder de Edele Vrouwen.’ Na Nefertiti en Cleopatra wellicht de bekendste vrouw uit de Egyptische geschiedenis. Een duister beeld dat toch licht geeft. Het riep me naar binnen bij de Sycomore Gallery uit Genève. In een flits zag ik Elisabeth Taylor voor me in haar iconische rol als Cleopatra. Het zal het kapsel geweest zijn met zijn eenvoudige elegantie dat me aan deze film deed denken. Ook dook ineens het nummer Walk Like An Egyptian van The Bangles in mijn hoofd op. Opmerkelijk hoe diep de ‘oppervlakkige’ popcultuur in me zit.

De stenen Hatsjepsoet wordt in mij tot leven gewekt. Een slordige 1500 jaar voor onze jaartelling heeft iemand in Egypte deze koningin van Opper- en Neder-Egypte uit een steen gekapt. Of zij het zelf ooit gezien heeft, weet ik niet, al lijkt het me onwaarschijnlijk. Maar ik weet wel dat de ogen van eeuwen op die afbeelding rusten. Dat geeft mij gemoedsrust. Het troost me dat het beeld er ook nog is als ik er niet meer ben. Kunst zal er altijd zijn. Het is met onze ontstaansgrond verbonden. Oog in oog staand met Hatsjepsoet werd me dit duidelijk. Met een vreugdesprongetje verliet ik het schemerdonker van de stand – het licht tegemoet.

Kunstblik 1



Van kunst houd ik omdat het nutteloos is. Kunst stilt geen honger en lest evenmin dorst, noch biedt het onderdak of veiligheid en zekerheid. Nee, in de basis van de piramide van Maslow komt geen kunst voor. En toch ademt het kunstwerk- in de woorden van de Belgische schrijver Bernard Dewulf- in mijn bestaan. Het geeft me lucht. Ik kan niet zonder. Kunst is mijn grootste verslaving. Alle verslavingen zijn nutteloos, ook die aan de kunst. Schitterende nutteloosheid.
Natuurlijk is de befaamde en enigszins provocatieve stelling 'All art is quite useless' van Oscar Wilde weerlegbaar. Want hoe definieer je nut? Het nutteloze van de één is de grondstof voor de ander. Nut heeft met een verbinding te maken. Het nuttige verbindt ons met een concreet doel. Zoals een stofzuiger nuttig is voor het opzuigen van stof. Wilde heeft gelijk, alle kunst is volkomen nutteloos.
Kunst is, denk ik, van een andere categorie. Het dient geen praktisch nut, maar is wel van belang. Kunst geeft stof om over na te denken. Het voedt de gevoelshuishouding en ontwaakt ons zo nu en dan uit onze zelfverkozen gezapigheid. Kunstwerken stellen vragen, stofzuigers zijn het nuttige antwoord op een concrete behoefte aan een stofvrije existentie. Kunst verbindt de mens met het nutteloze.
Juist daarom is mode geen kunst. Net zo min als een culinaire dis of een winnend doelpunt. Het woord kunst lijdt aan devaluatie. Als alles kunst is, is het niets meer. Kunst betekent de totale vrijheid; onafhankelijk van enig praktisch nut. De kunsthandel laat ik, voor de goede orde, buiten beschouwing. Het gaat mij om de intrinsieke waarde van het kunstwerk, niet om de ruilwaarde.
De Belgische dichter Herman de Coninck kwam in zijn gedicht Poëzie tamelijk dicht in de buurt van de essentie van kunst.
'Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:
zo helpt poëzie.'

Kunst laat zich niet wegkauwen of doorslikken. Het helpt niet tegen astma, of een kater en je kunt er niet onder schuilen als het regent. Je hebt er niks aan. En juist daarin schuilt de aantrekkingskracht van de kunst.
Het helpt niet. Het is nutteloos. Maar kunst is niet onbelangrijk. Wie ervoor openstaat en het nutteloze viert, kan in gedichten onderdak vinden, in schilderijen of beelden verwijlen of troost vinden in muziek. Kunst is een avontuur zonder het ongerief van een fysieke belevenis. Het avontuur ademt in mijn ziel. Kunst verzoent me met de ongemakken die het leven zo af en toe, aangekondigd of onaangekondigd, met zich mee brengen. Wie de kunst zoekt, vindt de vrijheid.
Het kunstwerk ademt in mijn bestaan. Geen leven zonder deze nuttige nutteloosheid.

Eerdere columns

intro

tekstetcetera

werkwijze

portfolio print

portfolio video

kunstblik

column

contact

rayban1